De narratieve leefwereld

Versie: 13 januari 2025

Verhalen zijn gericht op de werkelijkheid en het hangt dus ook van de werkelijkheid af op welke wijze de verhalen worden verteld. Ideeën en de bijbehorende verhalen moeten resonantie hebben in de maatschappij[1].  De wereld waarin we leven is, volgens Philipp Blom[2] een dicht weefsel van verhalen, naast materiele, fysieke, natuurlijke en andere objectiveerbare omstandigheden. We leven in gemeenschappen, hebben te maken met vele instellingen, organisaties, bedrijven en politieke en culturele bewegingen. We zijn bewoner van een dorp, stad, land, maar ook van een globaliserende wereld. Al die zaken brengen ook weer specifieke, collectieve, verhalen mee, die de identiteit van de mens beïnvloeden en zijn leefwereld. De verhalen moeten steeds opnieuw tot leven worden gewekt, waardoor verhalen steeds gecorrigeerd en vernieuwd worden. Onze leefwereld is narratief van aard.

Verhalen geven zin, omdat er een samenhangend beeld ontstaat. Wat ertoe doet, volgens Philipp Blom, is o.a. onze emotionele ervaring. Het is een prachtige evolutionaire truc dat wij leven en sterven in de overtuiging dat ons leven betekenis heeft gehad. Als diersoort zijn we even zinvol als de kakkerlak, maar anders dan een dier kunnen wij ons leven zin geven. Daaraan hebben we dringend behoefte. We zijn aapjes die zin zoeken. We streven naar erkenning in de gemeenschap. We willen gezien worden en erbij horen, ertoe doen. De kosmische realiteit is dat over enkele miljarden jaren de zon dooft, wat op zichzelf niets bijzonders is. Niemand zal de aarde of de mens missen. De mens kan echter niet omgaan met zinloosheid, vandaar de drang naar hoopgevende narratieven. (O.a. het geloof voorziet hierin.)

Heinich noemt als voorbeeld van een “zingevend narratief” “onze nationale identiteit”. Het is een gemeenschappelijke, mentale voorstelling met reële, consistente effecten en heeft invloed op o.a. taal tot voedingsgewoonten. Dergelijke voorstellingen evolueren historisch en staan open voor manipulatie. Al te vaak worden gewoonten beschouwd als vaste historische ankers, terwijl bijvoorbeeld de natiestaat een 19de -eeuwse constructie is (Appiah).

Verhalen zijn gericht op de (leef)wereld en beogen op de één of andere wijze deze te beïnvloeden of hieraan iets toe te voegen door betekenisverlening (Geert Mak[3]). Ze zijn van belang voor de interpretatie van de werkelijkheid en bepalen mede het handelen en hoe de relatie met anderen vorm en inhoud wordt gegeven. De werkelijkheid wordt gekleurd en bepaald door verhalen die we elkaar vertellen. Verhalen scheppen een werkelijkheid en we proberen hierdoor o.a. overeenstemming te krijgen met anderen (sociale cohesie). Niet alleen om naar de verhalen te luisteren, maar ook door zelf te vertellen. Fictie en non-fictie worden met elkaar verbonden. Zo ontstaan er elke dag weer nieuwe verhalen en bepalen ze onze leefwereld.

Narratieve verhalen moeten feitelijk juist zijn, aldus Geert Mak en moeten niet verward worden met fictie dat voor literatuur doorgaat. In de VS bestond al een vloeiende overgang tussen literatuur en journalistiek. Ook in Engeland en Frankrijk (Zola). In Nederland Douwes Dekker). Non-fictieschrijvers gebruiken wel de vertelmogelijkheden van de literatuur. Een voorbeeld is het gebruik van de ik-vorm. Creatief schrijven is volgens Hella Haasse waarnemen beleven, verwerken en vormgeven. Het gaat om de betekenis in taalvorm. Bij fictie liegen goede schrijvers de waarheid, terwijl bij narratieve verhalen de werkelijke gebeurtenissen het uitgangspunt zijn (Aleid Truijens[4])

Bij non-fictie moeten de feiten dus kloppen. “Het verhaal is eigenlijk een verlengstuk van de feiten, het is datgene, wat het geheugen reconstrueert, orde brengt in het verleden, betekenissen schept en aan elkaar koppelt” (Bill Buford). Het verhaal houdt de lezer bij de feiten en de inhoud. De realiteit is een onuitputtelijke bron van ideeën en verhalen. Soms is de realiteit spannender dan de verbeelding (een voorbeeld zijn de Nixon-tapes).  Onderscheid dus verhalen van literatuur die uitgaat van fictie. Een roman is nooit autobiografisch (Mak) maar kan wel geënt zijn op de werkelijkheid. Bij non-fictie gaat het om de waarheid en het is zinvol om dit onderscheid in acht te nemen, want anders wordt er een grens overschreden. De beste non-fictie, gebaseerd op transparante bronnen, doet niet onder voor de beste romans. Ze behoort net zo vanzelfsprekend tot de literatuur. Zie o.a. het werk van Westerman (Truijens, 2016).

Verhalen stellen ons in staat om de weg te vinden in ons leven en in onze omgeving. Ze vertellen wie we zijn, ze verbinden ons met anderen en ze geven ons een verleden en een toekomst. Daarmee vormen ze ook ons heden. Philipp Blom[5]  geeft aan dat we moeten leren de verhalen om ons heen als verhalen te herkennen in plaats van ze als objectieve werkelijkheid te beschouwen. Steeds speelt de vraag: wie vertelt dit verhaal? Met welk doel wordt dit verteld? Door verhalen te begrijpen, vervallen we er niet in. Alleen dan kunnen we beslissen welke verhalen we onszelf willen vertellen. We leven vooruit, maar denken achteruit “(Kierkegaard en John Lukacs), want we kennen alleen maar het verleden. We zijn voortdurend bezig om ons beelden en zienswijzen bij te stellen. De verhalen worden aangepast aan onze “nieuwe” werkelijkheid. Juist door de (herhaalde) interpretatie blijven we in beweging.  Dit is een nooit eindigend proces, omdat elk tijdperk nieuwe en andere vragen stelt. Zo heeft religie in de Middeleeuwen een volstrekt andere betekenis dan in de huidige tijd.

Bij narratieven moeten we een onderscheid maken tussen waarheid en waarden. Waarheid gaat over (wetenschappelijke) feiten. Deze kunnen worden gemeten, geteld of gewogen. Waarden geven aan wat belangrijk is en waarom. Ze zijn context gebonden. Appiah spreekt over de “eerwereld”. Feiten zijn vaak ondergeschikt aan de eer of worden hiervoor “geschikt” gemaakt en aangepast Ze komen in een narratief naar voren. Als het narratief verandert, verandert de “eerwereld”. Voorbeelden van veranderende narratieven in de “eerwereld” zijn: roken, vrouwenrechten, gebonden voetjes in China, kolonialisme, slavernij enz. Bij het verlies van een “eerwereld” wordt duidelijk wie eer verdient en wie niet. Denk aan het herbenoemen van straten enz. In een kleinere wereld (globalisering) komen mensen sneller met elkaars narratief in contact en dat betekent ook dat de verhalen veranderen en de manier waarop iemand eer krijgt of kan verliezen. Zo staan de verhalen uit het verleden vaak lijnrecht tegenover de zienswijzen van nu (slavernij, kolonisatie). Veranderende narratieven leiden snel tot een schuldvraag en dat geeft onrust en een onbestemd gevoel. Veranderingen gaan altijd gepaard met worstelingen, want er moet ook iets worden losgelaten. Dat kost over het algemeen veel tijd. De nieuwe ijkpunten van de waarden van een samenleving moeten weer worden bepaald[6].

De waarde van verhalen wordt door de toenemende rationalisering, volgens Bas Heijne in zijn Huizingalezing van 2013, onttoverd. Wanneer zingeving verdwijnt, volgt een diep gevoel van onbehagen en angst voor de wereld. In een getal bezwijkt het verhaal en wordt er geen beeld geboren (Huizinga). De wetenschap kan wel feiten leveren, maar het is aan de mens om die feiten te interpreteren, om ze te plaatsen in een beeld, een verhaal. Dat vraagt naast ons denkvermogen om gevoelsleven en verbeeldingskracht. De mens heeft constructieve verhalen nodig die perspectief bieden. Niet voor niets begint de Bijbel met het woord.

Richard Kearney gaat in op de digitalisering van onze wereld. Digitale contacten kunnen, volgens hem, nooit onderdeel zijn van een levend verhaal, omdat de zintuigelijke, lichamelijke prikkels ontbreken. Hij citeert Benjamin: “het verhaal eindigt wanneer “ervaring” wordt vervangen door data”. Narratieve identiteit, geheugen en cultuur gaan dan verloren. We zijn in contact met velen en alles, maar eenzaam en alleen. Dat is de paradox. In feite geldt dit ook voor medische diagnostiek, e-commerce, bankieren enz. Technologie is prachtig, maar kan het lijfelijke, zintuigelijke, het verhalende niet vervangen.

Breuken en transities vragen om verhalen. Dat geldt voor individuele levens, maar ook voor grotere verbanden. Politieke veranderingen gaan steevast gepaard met het legitimeren en het opwekken van enthousiasme. Persoonlijke verhalen zijn van meet af aan verbonden met het collectieve niveau. Verhalen die mensen met elkaar vormen en de grote verhalen waarin ze leven. (Religie, communisme e.a.).

De narratieve leefwereld is een spiegelbeeld van de maatschappij waarin we leven. Zo zal een dictatuur specifieke narratieven willen afdwingen. Er zal publiekelijk weinig tot geen ruimte zijn om pluriforme narratieven te uiten. In meer open, dynamische samenlevingen zal er meer ruimte zijn voor meerstemmigheid, hoewel het de vraag wat het betekent voor de sociale leefwereld als een eenduidig narratief kader ontbreekt.

Een volk is nooit ondeelbaar en homogeen, aldus Richard Kearney[7]. Zo ontstaan er ook diverse verhalen en dat zorgt voor “rijkdom”, maar ook voor verwarring. Om elkaar te leren kennen, moeten we elkaar wel ontmoeten en onze verhalen uitwisselen. Verhalen appelleren dan aan ons vermogen om je in de ander te kunnen verplaatsen en kunnen bijdragen aan een uitbreiding van het gedrags- en gevoelsrepertoire.

Friedrich Nietzsche was trouwens van mening dat verhalen juist het leren kennen van de werkelijkheid in de weg staan[8]. Wetenschap, taal, dus ook verhalen beperken meer het zicht op de werkelijkheid dan we erin doordringen (Van Tongeren).  Alleen kunst, zoals muziek, kan de mens, misschien, toegang verschaffen, wanneer en maar geen taal aan te pas komt. In de werkelijkheid is er sprake van een voortdurende strijd om de macht tussen vele drijfveren, maar dat kan ook niet anders, want ontwikkeling krijg je alleen door disharmonie. Nietzsche sluit hierbij aan bij Schopenhauer, die ook de wil als de stuwende kracht zag die alles in beweging zet. Verhalen kunnen de werkelijkheid helemaal niet weergeven. De mens is, als het meezit, slechts in staat om vanuit een tijdelijk perspectief fragmenten waar te nemen. De echte werkelijkheid is elke keer anders. Hij sluit zich aan bij de Griekse filosoof Herakleitos die schreef dat men nooit twee keer in dezelfde rivieren kan baden” en “strijd is de vader van alle dingen”.

Het zgn. “kennen” van de mens is een noodzakelijk kwaad om de wereld leefbaar te houden, maar per definitie beperkt, kunstmatig en subjectief. We kunnen niet anders, maar wees hiervan bewust, aldus Nietzsche. Verhalen, zoals ze o.a. door het Christendom worden verteld proberen aan de werkelijkheid te ontsnappen, maar ze leiden tot niets. Hij schreef dan ook geen essays, verhandelingen of boeken, maar beperkte zich, op latere leeftijd tot aforismen[9]. Erken de innerlijke strijd van het mens-zijn. De metafoor is geen kwestie van rede, maar van verbeeldingskracht en noodzakelijk om de te overleven. Een geconstrueerde wereld geeft ons de illusie dat we centraal staan, maar is in feite nutteloos en een leugen. We geven de wereld structuur op grond van onze behoeften. We laten de wereld op onszelf lijken en zetten haar naar onze hand. Het kan niet anders, maar we moeten niet denken dat we de wereld echt bevatten. Alle wereldbeelden zijn schijn. (Zo ook het Christendom.[10])

Een zgn. objectieve moraal bestaat ook helemaal niet. Deze wordt slechts verzonnen om macht uit te oefenen en juist machthebbers proberen hierdoor de wereld naar hun hand te zetten.

Er is maar één wereld en daar zullen we mee moeten leren leven. Het is een wereld in wording en een blind spel van krachten, waarvan we de producten en de dragers zijn. Een rechtvaardiging hiervoor bestaat niet. Mislukken is niet het probleem, wel hoe je ermee omgaat. Denk aan tuinieren, zegt Alain de Botton, uit iets lelijks kan heel iets moois komen. Zo is het leven ook. Geen lust zonder last. De mens is op zichzelf aangewezen. Er is geen God. Zekerheden bestaan niet. Moraliteit is betrekkelijk.  We worden niet aangestuurd door krachten van buitenaf. Mensen moeten het zelf doen. Kies je eigen weg![11]


[1] Blom Philipp, De duizelingwekkende jaren. 2014

[2] Blom Philipp. Wat op het spel staat. 2017

[3] Mak Geert – Enkele gedachten van een laag insect. Over non-fictie in de literatuur. Lezing, mei 1998

[4] Truijens Aleid. Honger naar echt. Beschouwing over de grens tussen fictie en non-fictie De Volkskrant, 23 april 2016

[5] Blom Philipp- Verhalen waarin wij geloven. Vander Leeuwlezing 2012

[6] Bolhuis Petra en Theo Meerboer – Kosmopolitisme n.a.v. de filosofie van Appiah. Lezing filosofisch café Drachten 20 nov. 2018.

[7] Kearny Richard- Rebekah Smick interviews Richard Kearney over “the imaginations’s Truths”. You Tube; Toronto 13 okt. 2012; Narrative and recognition in the flesh: An interview with Richard Kearny door Goncalo Marcelo. Philophy and Social Criticism, 2017

[8] Bronnen: Paul van Tongeren- Lezing Filosofisch café Drachten op 29 maart 2016. Wikipedia. Alain de Botton over Friedrich Nietzsche (http://www.filosofie.nl/friedrich-nietzsche/index.html)

en de BBC documentaire All to Human

 (https://youtu.be/TuQzE2YYPNE)

[9] Mooi is zijn theorie over de beweging. Alleen door te bewegen kun je produceren. Wandel dus, zoals hij tussen de 6 en 8 uur per dag. Schrijf je gedachten op en verwerk ze thuis.

[10]  Ook de zgn. appolinische kunst is een voorbeeld van gestolde werkelijkheidsconstructies, evenals de leer van Plato met zijn schijn en werkelijkheid. Er is maar één wereld.

[11] Zijn begrip übermensch is uiting van de wil tot macht van de mens. Hier onder moet, volgens Van Tongeren, begrepen worden de innerlijke strijd die gepaard gaat met het mens-zijn, zowel qua kennen, weten, willen, geloven enz. Het begrip moet meer gelezen worden als voorbij de mens en niet als supermens o.i.d. “De mens” die zichzelf heeft overstegen